Dimensies - Hoofdstuk 50
1-31-1 Tijd
Voorwoord
Nu gaat het interessant worden want nu komen we bij een zeer belangrijk punt
van het geheel. We gaan het hebben over tijd en wat tijd is en doet. We hebben
er al wat eerder over geschreven en alsmaar komt dit woordje weer terug op
vele plaatsen. Maar voor we zover gaan, even eerst weer onze experts erbij halen.
Beschrijving
Tijd is het verschijnsel dat van een gebeurtenis gezegd kan worden dat deze
na een andere gebeurtenis plaatsvindt. Een gebeurtenis vindt plaats op een
tijdstip of moment. De tijd wordt wel gezien als een opeenvolging van tijdstippen.
Daarnaast kan bepaald worden hoe lang een gebeurtenis na een andere
plaatsvindt. Het betreft dan de tijdsduur tussen twee tijdstippen. Tijd is het begrip
waarmee deze volgorde en duur worden beschreven. Tijd kan na hoogte,
breedte en lengte gezien worden als de vierde dimensie.
Naast het verschijnsel van de lineaire, kwantitatieve en meetbare (klok)tijd, is
tijd ook een ervaring van elk subject die op een unieke eigen kwalitatieve wijze
beleefd wordt. Zie ook: tijdsperceptie.
In de filosofie en taalwetenschap, met name de semantiek, wordt tijdslogica
onderzocht. Dit zijn formele logische systemen die het begrip tijd formaliseren.
1-31-1a Tijdrekening
Tijd is overal, tijd is meetbaar en wordt gemeten in eenheden door middel van
een klok. De internationaal vastgelegde SI-eenheid is de seconde. Zie de Lijst
van eenheden van tijd voor andere eenheden.
Naast de absolute tijd of reële tijd (zie echter ook onder voor de nuancering
daarvan in verband met de relativiteitstheorie) is er de nominale tijd volgens een
tijdrekening. Dit betreft het kalendersysteem (waaronder jaartelling), de tijdzone
en het systeem van zomertijd of het al of niet van toepassing zijn van zomertijd,
en analoog voor schrikkelseconden.
1-31-1b Tijdmeting
Al vroeg is men gebruik gaan maken van de aardrotatie voor tijdmeting. Om vast
te stellen wanneer de aarde een rotatie voltooid heeft, moet een oriënteringspunt
buiten de aarde gekozen worden. Zodra dit punt een gekozen meridiaanvlak voor
de tweede maal passeert, is een dag voltooid. Welke dag dit is, hangt af van het
gekozen oriëntatiepunt. Vaak koos men de zon, bijvoorbeeld met zonnewijzers,
zodat het een zonnedag betrof. Doordat de aarde ook rond de zon draait, duurt
het iets langer dan een complete aardrotatie voordat de zon het meridiaanvlak
opnieuw passeert. Ten opzichte van de verder weg geplaatste sterren kan men
de werkelijke tijd meten die het duurt voordat de aarde een volledige omwenteling
heeft afgelegd. Dit is de sterrendag die 23 uur, 56 minuten en 4,09 seconden duurt,
tegenover de zonnedag van 24 uur oftewel een etmaal.
De tijd die is gebaseerd op de ware zonnedag noemt men de ware zonnetijd of
ware tijd. Dit is de tijd die door een zonnewijzer wordt aangewezen. Met de komst
van eenparig lopende uurwerken kwam men erachter dat de zonnedag varieert
gedurende het jaar. Doordat de baansnelheid van de aarde rond de zon niet
gedurende het gehele jaar dezelfde waarde heeft, varieert de zonnetijd. Dit komt
doordat de omloopbaan elliptisch is, zodat de tweede wet van Kepler opgaat.
Hierop werd de middelbare zon geïntroduceerd met de middelbare zonnetijd.
Het verschil tussen de ware tijd en de middelbare tijd is de tijdsvereffening.
De klokken werden daarom gelijkgezet op de lokale middelbare tijd. Met de
invoering van de spoorwegen werd dit onpraktisch, doordat plaatsen op
verschillende lengtegraden een andere tijd hebben. Hierop werd de standaardtijd
ingevoerd, de middelbare zonnetijd van een centrale meridiaan. Tot 1940 gold in
Nederland de middelbare tijd van Amsterdam, die ongeveer 19 minuten voorloopt
op de middelbare tijd van de meridiaan van Greenwich, GMT. Om zo dicht mogelijk
bij de lokale middelbare tijd te blijven, werden de tijdzones ingevoerd. In 1928 werd
de wereldtijd Universal Time (UT) ingevoerd, gebaseerd op GMT. De poolbeweging
bleek er voor te zorgen dat deze tijd niet overal ter wereld gelijk was. Hierop werd
een gecorrigeerde tijd ingevoerd, UT1. De andere, afgeleid uit astronomische
observaties, werd omgedoopt tot UT0.
Met de komst van nauwkeurige kwartsuurwerken bleek er een wereldwijde
seizoensvariatie te zijn, onder andere veroorzaakt door lucht- en
waterverplaatsingen. De hiervoor gecorrigeerde tijd was UT2. Deze wordt
tegenwoordig vrijwel niet meer gebruikt. De aardrotatie bleek te onregelmatig,
zodat men zich ging richten op het tropisch jaar waaruit de efemeridetijd was vast
te stellen. Hoewel deze uniform is, is deze ook moeilijk vast te stellen. Door de
introductie van de atoomklok in 1955 kon men de internationale atoomtijd (TAI)
invoeren. De seconde werd niet langer gedefinieerd als een vast gedeelte van de
dag, maar op de overgang tussen de twee hyperfijn energieniveaus van de
grondtoestand van een 133cesiumatoom in rust bij een temperatuur van 0 K.
TAI loopt niet gelijk met UT en daarom werd UTC ingevoerd. UTC corrigeert men
regelmatig om deze binnen een seconde verschil met UT1 te houden. UTC en TAI
lopen dus steeds verder uit elkaar.
1-31-1c Relativiteit
De ontwikkeling van de speciale relativiteitstheorie door Albert Einstein in het begin
van de 20e eeuw maakte absolute tijd, zoals wij dat in het dagelijks leven ervaren,
onhoudbaar. Uit twee postulaten leidde Einstein dit af. Van twee gebeurtenissen,
a en b, niet op dezelfde plaats, is dan niet altijd te zeggen of a eerder of later dan b
heeft plaatsgevonden. De ene waarnemer kan eerst a waarnemen en dan b, een
andere waarnemer ziet het andersom.
Hierbij wordt verondersteld dat de waarnemers rekening houden met de afstand
tussen waarnemer en gebeurtenis. Een aardse waarnemer die iets op de zon ziet
gebeuren, weet dat het licht acht minuten nodig heeft om van de zon naar de aarde
te reizen en stelt dat hij heeft waargenomen dat er acht minuten geleden iets
gebeurde op de zon.
Essentieel hierbij is of er een causaal verband mogelijk is tussen gebeurtenissen
a en b, in acht genomen dat een signaal nooit sneller kan reizen dan het licht.
Veronderstel dat b volgens een waarnemer kort gebeurt na a, maar dat de afstand
tussen a en b zeer groot is. In dit geval kan b geen gevolg zijn van a, omdat een
signaal uit a nooit op tijd aankomt bij b. De twee gebeurtenissen a en b zijn dus
niet causaal verbonden, er wordt ook wel gezegd dat ze een ruimteachtig verband
hebben. In deze situatie zullen alle andere waarnemers ook een ruimteachtig verband
waarnemen, onder hen zijn sommigen die waarnemen dat a en b gelijktijdig
plaatsvinden, of dat a gebeurt ná b.
Stel nu dat a en b gebeurtenissen zijn die volgens een waarnemer gebeuren op
plaatsen die niet ver van elkaar liggen, terwijl b zoveel later gebeurt dan a, dat een
signaal langzamer dan het licht van a naar b kan reizen. In dat geval kan er een
causaal verband zijn tussen de gebeurtenissen, en kan b een gevolg zijn van a.
Er wordt ook wel gezegd dat ze een tijdachtig verband hebben. Alle andere
waarnemers zullen ook een tijdachtig verband waarnemen, en altijd gebeurt a vóór b.
1-31-1d Tijd als vierde dimensie
Er zijn overeenkomsten aan te wijzen tussen de begrippen ruimte en tijd. Een
gebeurtenis heeft behalve een plaats ook een tijdstip, en evenzo kan een object
bepaalde afmetingen in de ruimte hebben, maar ook in de tijd indien het
gedurende een bepaalde duur bestaat. Omdat de ruimte uit drie dimensies bestaat,
wordt tijd wel eens de vierde dimensie genoemd. Een gebeurtenis heeft aldus een
“positie” in de zogenaamde ruimtetijd. In de natuurkunde is het op deze manier samen
beschouwen van ruimte en tijd soms praktisch. Als men relativistische verschijnselen
in aanmerking wil kunnen nemen modelleert men deze ruimte niet als vierdimensionale
euclidische ruimte, maar als minkowski-ruimte.
Aan de andere kant is er onderscheid tussen ruimte en tijd. Men kan zich vrijelijk
bewegen in de ruimte, maar niet in de tijd. Vanuit theoretisch oogpunt is dit alles het
gevolg van de wetten van de causaliteit en het onderscheid tussen ruimteachtige en
tijdachtige verbanden zoals dit volgt uit de relativiteitstheorie. Elke natuurkundewet
of -theorie zal dan ook onderscheid moeten maken tussen tijd en ruimte volgens
deze principes.
1-31-1e Symboliek
De lineaire, voortschrijdende tijd wordt vaak gepersonifieerd als een oude man met
baard en een zeis in zijn hand, Vadertje Tijd. Dit is een verwijzing naar de oude
Griekse god Chronos. Als diens tegenhanger kenden de Grieken, Kairos, de god
van het geschikte ogenblik en van de kwalitatieve tijdsbeleving van het subject.
Het woord ‘tijd’ is in het Nederlands vanouds vrouwelijk (indertijd), evenals in het
Duits, maar volgens de hedendaagse woordenboeken is het mannelijk (tand des
tijds). Men vermoedt dat schrijvers vanwege Vader Tijd het geslacht veranderden.
Dat kon ongestraft gebeuren doordat er in het Nederlands nauwelijks nog verschil
is tussen mannelijke en vrouwelijke woorden.
1-31-2 Tijd (mijn dimensie)
Voel je het? Er wordt veel geschreven en het mooiste bewijs dat tijd een menselijke
beperking is duidelijk dat men tijd alsmaar bij moet stellen. Ook is het zo dat tijd niet
op elke plaats op de wereld hetzelfde is en dat in een universum dat alles perfect
geregeld heeft! Zelfs met een atoomklok zijn er nog secondes die alsmaar bijgesteld
moeten worden. Het hele tijd gebeuren is een beperking die niets anders doet dan
de mens vastnagelen aan een slaventijdperk. Zo laat wakker worden, eten, werken,
eten en slapen. Ben je te laat op werk, problemen met je baas of je plaats is vergeven.
Tijd is niets meer dan een deel van de moderne slavernij. Was het enkele honderden
jaren geleden nog zonsopgang zonsondergang, nu hebben we elke minuut die telt
in het leven. Elke minuut bepaald door regels en wetten.
Doordat tijd nog steeds niet perfect bepaald is op deze aardbol, is het dus duidelijk
dat tijd iets aards is en niet een deel van het universum. Doordat tijd een aards
denken is leggen we ons vreselijk veel beperkingen op. Maar gekoppeld aan tijd heb
je ook het gegeven afstand, dat extra aangeeft dat het verplaatsen van punt A naar
punt B tijd in beslag neemt. Voor energie is er geen afstand. Gebeurt iets hier achter
mijn computer dan gebeurt dat overal waar het nodig is. Het experiment met de
pijnprikkel van 2 dezelfde weefsels waarvan een precies aan de andere kant van de
wereld, liet zien dat de pijnprikkel hier gegeven precies dezelfde tijd ook
waarneemwaar was aan de andere kant van de bol! Dit experiment is vele malen
herhaald en alsmaar bevestigd. Zo blijkt duidelijk dat er niets is tussen welke afstand
ook en dat deze overal hetzelfde is. Geen tijd geen afstand.
Zelf heb ik het meegemaakt met een familielid die een ander lid iets liet lezen op een
bepaalde tijd. Hij vele kilometers verder, ving de tekst op en schreef het op hetzelfde
moment neer. Vele kilometers verder, precies op tijd volgens de klok, dezelfde energie.
Tijd, de menselijke creatie is onze grootste beperking. De dag dat we vrij gaan denken
en deze beperkingen laten vallen, gaat de wereld van magie open. Genezen is geen
probleem en vele zaken zijn snel op te lossen. De beperkingen zijn er niet meer en
het vrije denken en handelen heeft alles overgenomen.
Of we werkelijk op dit niveau eens als mens mogen komen is nog de vraag. Want als
we allemaal deze mogelijkheid zouden inzien en meewerken, kan er ook geen systeem
meer zijn dat ons zaken oplegt en zegt dat we zaken fout doen. Simpel omdat de zaken
die dan gebeuren, in het nu plaatsvinden en ook van hen uit komen en zo ook hun fout
zou zijn.
Gaat het te ver? Nu, laten we er een schepje bovenop doen en eens gaan in de
wereld van tijdreizen.
NAAR HOOFDSTUK 51
|