Dimensies - Hoofdstuk 18
1-8-1 Ziel
Voorwoord
Als we het hebben over werelden die er zijn in vele mensen hun levens dan moeten
we het ook zeker hebben over de ziel. Waar we ook in geloven, veel komt de
ziel voor in beschrijvingen of verklaringen van mensen. Hoe we de ziel zien is ook
allemaal in vele kleuren en maten. Maar de ziel wat het werkelijk is, komen we daar
ooit achter? Het blijft zeker een interessant onderwerp en het heeft zeker een plaats
in deze wereld. Daarom dat we eerst met de beschrijving beginnen en dan gaan we
later de ziel bespreken.
Beschrijving
De ziel is in de meest gebruikte betekenis de niet-materiële, spirituele component
van mensen. In een andere (esoterische) opvatting is het de drager, de uitdrukking of
het voertuig van het ego of de (eeuwige) geest.
1-8-1a Etymologie
Het Nederlandse woord ziel is verwant met het Gotische saiwala (met het Latijnse
‘saeculum’ en misschien met Grieks *saiwolos, vergelijk Aeolus).
Veel woorden in andere talen die qua betekenis verwant zijn aan het woord ziel gaan
etymologisch terug op woorden die adem(en), lucht, wind, ruiken e.d. betekenen.
Grieks: het woord psyche (ziel) betekent evenals pneuma (geest) wind of lucht
(< pne(w)ô = waaien). Latijn: de woorden anima (ziel) en animus (geest) betekenen
wind, spiritus (geest) adem. Sanskriet: âtman (ziel) betekent lucht (vergelijk adem -
misschien - Grieks “atmos”). Hebreeuws: de woorden nefesj (levensadem), nesjamah
(ziel) en roeach (geest) betekenen respectievelijk geur, lucht en wind. Volgens de
taalkundige H. Möller hangen nefesj en nesjamah samen met neus, roeach met reuk.
Anderen zien ook in het Griekse woord nous of noös (geest) verband met neus.
1-8-1b De ziel in de klassieke oudheid
In het werk van Homerus bestaan verschillende aanduidingen van de ziel, zoals psyche
(levensadem), phrenes (letterlijk: middenrif), thumos (levensbesef, wilskracht) en nous
(verstand). De psyche slaat niet zozeer op de geestelijke kern van de mens maar is een
soort schimachtige afbeelding. Na de dood verlaat de psyche het lichaam (soma) en
vertrekt naar de de onderwereld (Hades). Als Odysseus tijdens een bezoek aan de
onderwereld bekenden ontmoet, zoals zijn moeder, herkennen deze hem niet en kan
hij hen ook niet vastgrijpen. Bij Plato is de ziel het morele en intellectuele zelf, dit in
onderscheid met de passies en lust c.q. plezier en allerlei zintuiglijke aspecten van het
menselijk bestaan. Plato onderscheidt in zijn Phaedrus (246A ff., 253C ff.) drie aspecten
van de menselijke ziel die hij vergelijkt met een wagenmenner achter een tweespan.
Zowel de menner als de twee (gevleugelde) paarden zijn onderdeel van de tripartiete
ziel (zie externe link). Deze drie onderdelen zijn (in meerdere verschillende transcripties
van veelal hetzelfde):
- De menner, de noes, nous (intellect, het redenerende en kennende deel)
- Het nobele paard, de thumos, thumoeides (passie, wil,
doorzettingsvermogen)
- Het weerspannige paard, epithumia, epithumetikon (trek, lust, driftleven)
Hierbij kan aangetekend worden dat de term noes (nous) meer neo-Platonisch dan
Platonisch is en dat deze term geassocieerd wordt met christelijke (her)interpretaties
van het oorspronkelijke schema. (Er ontstonden anders namelijk allerlei problemen,
vond men, over de kwestie hoe de ziel zich kon verbinden met het vlees van de
Christus-figuur)
Bij sterfelijke wezens hebben de paarden hun vleugels verloren, de mens is – in
tegenstelling tot de goden - dus tot de aarde veroordeeld.
Opvallend is dat de menselijke ziel bij Plato grote overeenkomsten vertoont met
die van de goden.
Aristoteles onderscheidde drie soorten zielen, die grofweg overeenkomen met de
zielsdelen van Plato: de vegetatieve ziel (behorend aan planten), de affectieve ziel
(behorend aan dieren; deze ziel heeft ook een vegetatief vermogen) en de rationele ziel
(behorend aan mensen; de vermogens van de andere zielssoorten zijn ook in dit type).
Ook voegde hij er onder meer een ‘goddelijk’ begrip aan toe, de ‘intellectus agens’.
In zijn werk ‘De anima’ beschrijft hij de werking van de ziel zo ‘wetenschappelijk’ mogelijk.
1-8-1c De ziel in de religie
De term ziel wordt door de verschillende religies anders geïnterpreteerd, vaak (onder
andere in het christendom) als het ondeelbare en onsterfelijke deel van de mens,
diens essentie.
1-8-1d Animistische religies
Animisme wordt vaak geassocieerd met primitieve jagersgemeenschappen, maar het
komt eigenlijk voor in allerlei religies over heel de wereld. Bij animisme wordt geloofd
dat alle dingen, niet alleen mensen bezield zijn. Zo kunnen zielen ook in andere dieren,
planten en stenen huizen. Het maakt onder meer deel uit van een aantal traditionele
Afrikaanse religies, oosterse religies zoals Shinto, Chinees volksgeloof, religie bij
inheemse volkeren van Noord-Amerika, vormen van neopaganisme en new age.
NAAR HOOFDSTUK 19
|