Vrijheid en Liefde
1-3 De definitie van onze internetgeleerden
Leven
Leven is een eigenschap van organismen die, naast hieronder nader uitgewerkte
eigenschappen, in ieder geval de mogelijkheid hebben zich voort te planten.
Een gebruikelijke definitie van leven is de volgende:
Leven is een open fysico-chemisch systeem dat door middel van uitwisseling van energie
en materie met de omgeving en door een inwendig metabolisme in staat is om zich in stand
te houden, te groeien, zich voort te planten en zich aan te passen aan veranderingen in de
omgeving, zowel op korte (fysiologische en morfologische adaptatie) als op lange termijn
(evolutie).
Leven staat enerzijds tegenover dood: een voorheen levend wezen dat zichzelf niet meer in
stand heeft kunnen houden, en anderzijds tegenover levenloos: een voorwerp dat nooit leven
heeft gekend.
1-3a Kenmerken van leven
Een sluitende of bevredigende definitie van leven is moeilijk te geven. Het belangrijkste
probleem daarbij is, dat het nog niet is gelukt, kunstmatig leven te produceren. Toepassing
van onze kennis van de samenstellende delen en stoffen en hun interactie binnen een
organisme, stelt ons nog niet in staat naar believen iets te vervaardigen dat leeft. Daarnaast is
er het probleem van de overgangen van levenloos naar levend: zo is de positie van virussen hier
op de grens.
Er bestaan in de verschillende wetenschappelijke disciplines - zoals de filosofie en de biologie -
uiteenlopende definities van leven, zodat voor zinvolle gedachtewisselingen altijd eerst duidelijk
de daarbij geldende context moet worden vastgesteld. Het schrijven van een goede definitie van
het begrip ‘leven’ is niet eenvoudig. Volgens veel definities zou vuur ook voldoen aan de definitie,
omdat het een metabolisme kent, kan groeien, zich kan aanpassen aan de omgeving en zich
voortplanten. Dat is de reden dat in bovenstaande definitie wordt geschreven over een ‘inwendig
metabolisme’. Het is de kunst om de definitie zo te formuleren dat mogelijke vormen van
buitenaards leven wèl binnen de definitie vallen, hoewel wij nu niet op de hoogte zijn van de
mogelijke verschijningsvormen.
In de biologie wordt een lijst van kenmerken (ook wel levensfuncties of levensverrichtingen
genoemd) gebruikt om aan te geven wanneer men spreekt van leven. Daarbij wordt iets dan als
levend beschouwd als het alle of de meeste van deze levensfuncties heeft:
1 Homeostase: het vermogen van een organisme om het interne milieu constant te houden.
2 Leven vertoont organisatie en structuur: er is een verband tussen vorm (anatomie, histologie,
morfologie) en functie (fysiologie, gedrag). De basale bouwstenen van het leven zijn cellen, deze
kunnen weer weefsels vormen en deze op hun beurt weer de organen van een organisme.
3 Metabolisme of stofwisseling: het opnemen van energie van het geheel van biochemische
processen die plaatsvinden in cellen en organismen ten behoeve van de activiteit, groei,
voortplanting en instandhouding. Energie wordt van de ene vorm in de andere vorm
getransformeerd.
4 Groei: het proces van toename van grootte en complexiteit.
5 Er vinden aanpassingen plaats in structuren of gedrag,
die de organismen beter in staat stellen te overleven of voor nageslacht te zorgen. Dit principe
van adaptatie aan het milieu is fundamenteel voor de evolutie van populaties.
6 Prikkelbaarheid: het kunnen reageren op stimuli, op ver-
anderingen in het uitwendige of inwendige milieu van het organisme.
7 Voortplanting: het proces waarbij een organisme voor nakomelingen en voor het voortbestaan
van de soort zorgt. Voor geslachtelijke voortplanting zijn twee individuen nodig.
De nakomelingen hebben kenmerken van beide ouders in nieuwe combinaties.
NAAR HOOFDSTUK 4
|